Kinderen leren heel wat meer van toneelspelen dan enkel stevig spreken en goed acteren.
Toneel spelen blijft in ons onderwijs vooral een pedagogisch proces waarvan niet enkel het eindresultaat telt. Toch blijft de opvoering dé uitdaging, het doel waardoor de boog strak gespannen kan blijven. Toneel spelen doorbreekt persoonlijke grenzen. Het spelplezier en de steun van de vertrouwde groep brengt kinderen steeds een stapje verder.
Toneel valt niet te klasseren onder één vak. Bij het oefenen en spelen van toneel komen veel disciplines aan bod. Aan de ene kant is er het verstandelijke leren op verschillende gebieden, aan de andere kant is er het grote sociale aspect.
We oefenen zoveel dingen tegelijk, dat een toneelperiode als taalperiode omschrijven tekort doet aan de inhoud ervan.
Taal is er uiteraard en wordt geoefend op vele vlakken:
- taal duidelijk en goed spreken
- taal juist interpreteren -> intonatie, ondersteunende beweging...
- correcte zinnen van buiten leren en dusdanig juiste zinstructuren verinnerlijken
- taal in beeld brengen -> uitbeelden
Er zit echter ook een rekenkundig aspect aan toneelspelen. Je moet je als speler bewust zijn van het chronologisch verloop van het stuk:
-wanneer is het mijn beurt?
-wanneer moet ik achter de metallofoon gaan staan enz...
Je moet je bewust zijn van de weg die je moet afleggen en kunnen inschatten hoeveel tijd je nodig hebt om op het juiste moment op de aangewezen plaats te staan.
Sociaal gezien en op persoonlijk vlak wordt er veel verwacht van de kinderen tijdens een toneelperiode.
Terughouding is misschien wel het moeilijkste aspect van al. Wanneer we het stuk in rollen spreken of spelen, moet ieder z’n beurt afwachten en de ander laten spreken op zijn tijd. Op zich is dit een logische situatie. De kinderen echter, kennen vaak het volledige stuk van buiten en willen bepaalde prettige stukjes heel graag meespreken.
Wanneer een kind bij het spreken of spelen van een rol hapert of onzeker is, is bij anderen de verleiding vaak groot om in zijn of haar plaats te gaan spelen. Dit vergt veel terughouding van een kind.
Er wordt bij het spelen appèl gedaan op inlevingsvermogen. Wanneer kinderen zich moeten inleven in een gegeven rol, leren ze bijna onbewust meer over sociale relaties.
Ze leren begrip opbrengen voor anderen en het andere.
Ze krijgen inzicht in het effect van handelen, reageren, non-verbale communicatie. De kinderen leren zich bewust te worden van hun eigen gedrag en houding. Ze proberen in te zien hoe ze op het podium staan.
Ze moeten spreken om te worden verstaan. Ze moeten spelen om te worden begrepen. Ze moeten zich anders kleden om te worden gezien.
Kortom de leerling treedt toch voor een groot deel in de onveiligheid. De houvast aan de tekst, aan de opeenvolging van handelingen en de leerkracht vooraan, brengen hem echter in de stroom waarin hij zich veilig kan bewegen.
Concreet kan het als volgt lopen…
Allereerst vertelt de leerkracht het verhaal en kadert dat in de klasverhalenstof of de cultuursfeer. Vervolgens krijgen de kinderen een boekje met de tekst.
Dagelijks gaan we de tekst dan doorspreken en oefenen. We bespreken vaak ook de onderliggende boodschappen in de tekst. Wat zou die daarbij denken, voelen, hoe zou die dat dan zeggen? Enz… Korte stukjes worden in de klas door steeds verschillende kinderen uitgebeeld. De kinderen mogen bepaalde geliefde scènes in kleine groepjes gaan oefenen en voorbrengen. Zo ontstaat er een eerste verkenning van voorkeuren voor een bepaalde rol.
In de hogere klassen geven de kinderen hun voorkeurrol op + de rollen die ze eventueel ook nog wel willen spelen. De leerkracht wacht dan de zware taak om de rolverdeling uit te schrijven.
Een leerkracht kiest niet enkel op basis van wie goed is in een rol. Het kind moet er ook iets aan hebben om een bepaalde rol te spelen.
Er zijn verschillende redenen mogelijk waarom je een kind een bepaalde rol geeft.
Je kan de rol als een uitdaging zien.
vb. Haantje de voorste moet zich inleven in een ondersteunende rol.
Een teruggetrokken kind leert zijn spreekangst overwinnen in een erg geliefde rol. Een kind speelt een rol die perfect bij zijn/haar karakter aansluit, om zichzelf een spiegel voor te houden, enz...
Het probleem blijft natuurlijk dat je dit soort dingen moeilijk aan de kinderen zelf kan uitleggen. Hoewel, ze voelen het onbewust vaak aan.
Dan blijft er uiteraard nog de trots van de leerkracht die toch ook graag een toneelstuk brengt dat lukt. Gelukkig hebben de kinderen elk jaar toneel. Wie het ene jaar niet de gepaste of gewilde rol kan spelen, kon het misschien een vorige keer of kan het een volgende keer.
De muziek voor het toneel wordt iedere ochtend geoefend en juf Anja zet in haar les de puntjes op de i.
In de helft van de tweede week volgt dan meestal pas de rollenverdeling en leren de leerlingen hun eigen stukjes tekst van buiten.
Dan komt het repeteren met kleren aan. Het beeld wordt vollediger. De belichting erbij en het beeld wordt compleet.
De opvoering is de kers op de taart maar wat hier allemaal aan voorafgaat is het eigenlijke doel.